Welkom op de pagina Artex – Kunstenaar in de Klas 3: druktechnieken.
De informatie op deze pagina is bedoeld om de leerkrachten van het Texelse basisonderwijs voor te bereiden op Kunstenaar in de Klas 2015-2016.
Let op: dit is een pagina in ontwikkeling. Regelmatig zullen er nieuwe gegevens en verbeteringen / aanpassingen geplaatst worden.
Overzicht van deze pagina
Introductie project Kunstenaar in de klas
Inleiding grafiek
Vlakdruk: monotype / mono-print
Hoogdruk: stempels en meerkleurendruk (linoleum of hout)
Variaties
Materialen en gereedschappen
Planning / rooster
Lesprogramma’s
Introductie project Kunstenaar in de klas
Kunstenaar in de klas heeft als primaire doel om samen met de docenten een nieuwe bouwsteen te ontwikkelen voor de beeldende vorming.
Een eerste verkenning wordt door de kunstenaar en ICC-er gedaan alvorens de docenteninstructies zullen plaatsvinden.
De docenteninstructies zijn de sleutel tot een succesvol project.
Tijdens de workshop toets de docent zijn eigen leerdoelen middels het zelf ontdekken van de techniek. Door de uitwisseling met andere docenten en de kunstenaar zal de lesinhoud en lesvorm definitief worden vastgesteld.
Daarnaast zal de workshop een verhelderend beeld geven over de organisatie (klaarzetten, opruimen, droogtijd, presentatie en evaluatie.
Daarna vangt de periode aan waarin de docenten met de klassen aan het werk gaan en dat de kunstenaar twee maal per klas komt helpen het project uit te voeren en demonstraties te geven.
Net als de voorgaande edities zal zo’n blok er als volgt uitzien:
Week 1: docent bereidt zich met de klas voor op de druktechnieken, ze maken ontwerpen en/of schrijven een verhaal / gedicht.
Week 2: kunstenaar komt in de klas om de docent te helpen met het omzetten van ontwerp naar werkplan. Er wordt ook gedrukt.
Week 3: docent werkt met klas door aan het drukken
Week 4: kunstenaar komt in de klas om de docent te helpen met de vervolgopdracht, het presenteren en het gezamenlijke klassenwerk. In die week wordt de tentoonstelling ingericht.
Deze opbouw is gemaakt om de essentie van beeldende vorming en de vier stadia van een creatief proces te onderstrepen:
1. Oriëntatie (ook middels instructie en demonstratie)
2. Onderzoek en experiment
3. Uitvoering
4. Presentatie en evaluatie
Inleiding grafiek
Het derde jaar van “Kunstenaar in de klas” staat in het teken van verschillende druktechnieken. Grafiek is de verzamelnaam van druktechnieken. We onderscheiden:
Hoogdruk: (aardappel-)stempels, materiaaldruk, linoleum- en houtsnede (groepen 1/2 en 7/8)
Diepdruk: droge naald, etsen (deze techniek gaan we niet doen)
Vlakdruk: lithografie (deze techniek gaan we niet doen)
Doordruk: mono-prints / monotypes, sjabloneren, spattechnieken, spuitbussen en zeefdruk (groepen 3/4 en 5/6)
Beeldende aspecten die tijdens de lessencycli aan bod komen: vorm (vlak, contour, restvorm), compositie (kader, afsnijding, symmetrie), ruimte (overlapping en omklapping) en kleur (kleurenleer, menging en contrast).
Maar ook gaan we abstracte begrippen visualiseren zoals positief-negatief en spiegelbeeld.
Inhoudelijke aandachtspunten die we kunnen behandelen: logo, beeldmerk, beeld versus tekst, tekst is beeld, pagina, affiche, postzegel.
De vorm die de werkstukken krijgen kan gezocht worden in boekvormen (strips, dagboeken, dagbladen, tijdschriften, de boekenkast) of de digitale equivalent er van (blogs, website, PowerPoint, E-book).
Kunsthistorische ontwikkelingen in schrift en handschriften, brief, beeldverhalen, rolboek, smartlap, kunstenaarsboek, schetsboek, geschilderd dagboek.
Aansluiting kan worden gezocht in de duurzame leerlijn, maar in de kick off op 21 mei 2015 gaven de contactpersonen van alle scholen aan komend jaar niet met de leerlijn te gaan werken.
Daarnaast kan aansluiting gevonden worden in de vakken taal (poëzie, beeldverhaal, interview) geschiedenis en beeldcultuur (affiches, mode, boekomslag, verpakking, vlaggen en wapens, hiërogliefen, miniaturen, rune-tekens), wetenschap (microscoop, botanische tekening, landkaarten) en muziek / theater (decor, affiche, kostuums, improvisatie, beweging).
Vlakdruk: monotype / monoprint
Een monotype is transfertechniek; een druktechniek waarbij slechts één afdruk gemaakt kan worden. Het is de afdruk van een tekening of schildering op een niet-absorberende ondergrond. Vroeger was zo’n ondergrond een koperplaat, nu wordt vaak glas, perspex of andere acrylaat gebruikt.
We onderscheiden twee werkwijzen:
Monotype: je werkt op de drukplaat (inrollen, wegkrassen, poetsen, sjablonen) en daarvan maak je een afdruk.
Mono-print: Je rolt de plaat in en legt daarop een vel. Je werkt op de achterkant van het vel papier en maakt dus “blind” een voorstelling.
Voor monoprints en monotypes gebruiken we Styreenplaat of Rhenalonplaten als ondergrond. Ze worden beiden veel gebruikt in modelbouw.
Styreenplaat is het goedkoopste (10 x A3 (27×42) = 8,43) en drukt heel gemakkelijk.
Rhenalonplaten zijn het makkelijkste in hergebruik, maar duurder (10 x A4 (21×30) = 11,17)
Deze techniek wordt vaak gekozen om de uiteindelijke afbeelding qua lijnvoering minder “getekend” te laten zijn. Het afdrukken zorgt voor een zachtere lijn. Omdat de afbeelding een spiegelbeeld wordt, kan dit eveneens een reden zijn om monoprints te maken. De afbeelding verliest zo het handschrift van de maker. Een tekening (van rechtshandigen) neigt namelijk vaak naar rechts. De afdruk zal dan naar links neigen en wordt daardoor als minder automatisch ervaren.
Voorbeelden van mono-prints in de kunst – gevonden op internet
Voorbeelden van monotypes in de kunst – gevonden op internet
Met groepen 3 en 4 werken we op de meeste scholen met gevonden sjablonen: takjes, bladeren en rasters / structuren.
Met groepen 5 en 6 werken we met zelfgemaakte sjablonen van papier.
Groep 3 en 4: gevonden sjablonen
Een plaat wordt met inkt of verf ingerold. Met gevonden sjablonen wordt een compositie gemaakt. Terwijl de inkt nog nat is, wordt deze afgedrukt op het papier. Je kunt daarnaast ook nog krassen en wegpoetsen in de natte inktlaag. In tweede instantie knippen we ook nog sjablonen uit papier of karton.
Het idee is om in tweetallen te werken. Behalve individuele werkstukken kan er ook gewerkt worden aan een groepswerk. Daar kunnen de bladeren en takken of afgedrukt worden.
Groepen 5 en 6: mono-print
We gaan in grote lijnen hetzelfde doen als ik groepen 3/4. Maar we nemen er een hogere moeilijkheidsgraad en gebruiken meerdere technieken.
Als je de plaat inrolt, er een vel oplegt en een tekening gaat maken, verschijnt op de achterzijde van het papier het spiegelbeeld van de afbeelding in zachte lijnen.
Je kunt de plaat ook met verschillende kleuren inrollen of een irisdruk maken.
Als de verf gedroogd is, kan er een tweede druk overheen worden gemaakt. Het is logisch van licht naar donker te werken.
Je kunt de druk ook nog verder inkleuren, bijvoorbeeld met aquarel, maar doe dat pas als de inkt helemaal droog is. Anders worden je aquarelpenselen vettig.
De leerlingen van groepen 5 en 6 gaan samen een verhaal vertellen: verschillende prints die samen een verhaallijn of verloop verbeelden.
Hoogdruk: stempels en meerkleurendruk (linoleum of hout)
Hoogdruk is de overkoepelende naam van een aantal grafische technieken. Hoogdruk kenmerkt zich doordat de drukinkt zich voor het afdrukken op de verhoogde gedeelten van de drukvorm bevindt. Voorbeelden zijn de stempel, houtgravure, houtsnede, linosnede en de kartondruk.
Met een guts steek je alles weg wat je niet op je afdruk terug wilt zien. Het resterende oppervlak rol je door middel van een inktroller in met inkt. Alleen dat wat hoog ligt, wordt door de roller geraakt en van inkt voorzien. Het vel drukpapier leg je er boven op. Je kunt de afbeelding afwrijven met een lepel of afdrukken onder een drukpers. De afbeelding op de afdruk zal altijd spiegelbeeldig zijn ten aanzien van je drukvorm.
Groepen 1 en 2: stempels
De eenvoudigste vorm van hoogdruk is de stempel:
kant-en-klare stempels
We hebben er echt zoveel mogelijk nodig. Ze zijn volop te koop (bijvoorbeeld bij de HEMA) – blijkbaar is het “in”. Vraag via ouders en nieuwsbrieven naar oude stempels. Misschien zijn er op de school nog oude stempels bewaard?
Zelfgemaakte stempels
Uit onze eigen schooltijd kennen we natuurlijk de aardappelstempel nog. Misschien hebben enkelen ook gewerkt met kleistempels. Heel leuk ook. Vandaag de dag zijn er ook heel veel spullen te koop om zelf stempels te maken: gumachtige ondergronden, rubber en foam. We hebben dan in ieder geval ook blokjes hout nodig of doppen en schroefdeksels om ze op te plakken.
Gevonden voorwerpen
Zeer veel gevonden materialen zijn uitermate geschikt om mee te stempelen. Denk aan schroeven, bouten, sleutels en rasters (zoals een pureestamper. Maar probeer ook eens verschillende groente en speelgoed zoals LEGO.
We gebruiken al deze stempeltechnieken voor de leerlingen van groepen 1 en 2.
Groepen 7 en 8: meerkleurendrukken
Een meer complexe stempeltechniek is de linoleumdruk of houtdruk.
Je kunt heel eenvoudig in 1 tint drukken (zwart op wit) maar denk ook eens aan variaties waarin gekleurde inkten gebruikt worden op gekleurde ondergronden.
Ook het gebruik van gedessineerd papier en de zogenaamde irisdruk maken een prent met 1 drukgang tot een complex beeld.
Met groepen 7 en 8 gaan we de uitdaging aan meerdere kleuren te drukken. Het gutsen blijft vanwege de scherpte van gereedschap en de weerbarstigheid van de drukplaten toch een zorg. Uitleg en rust zijn essentieel. Een verbanddoos moeten we echter bij de hand houden.
PUZZEL-druk
De drukplaat in stukken snijden of zagen en dan de stukken los van elkaar in verschillende tinten inrollen. De puzzel weer in elkaar zetten en dan drukken. Je kunt dan in 1 drukgang meer kleuren drukken. Hieronder een bloem gedrukt met triplex.
Het voordeel van een puzzeldruk is dat er zeer zelfstandig gewerkt wordt aan een eigen druk. Pas bij het afdrukken wordt er samengewerkt.
Bij een gelijk formaat kan er – zeker als je een tegelmotief kiest – gemakkelijk een gezamenlijk werk / presentatie gemaakt worden.
De drukvorm-restanten kunnen worden gebruikt om sieraden of kerstdecoratie te maken.
MULTI-druk
Verschillende voorstellingen / motieven over elkaar drukken.
Als je meerdere drukplaten nodig hebt met verschillende structuren, moet er wel gebruik worden gemaakt van elkaar gesneden platen. Da’s misschien wat rommelig en de resultaten zien er allemaal “hetzelfde” uit.
Wat wel een prachtige methode is, dan elke leerling een eigen vorm snijdt die later in een gezamenlijk werk wordt herhaald; bijvoorbeeld: er worden wolkenstructuren gemaakt, bomen, bladstructuren en grasstructuren. Pas bij het drukken ontstaat een landschap.
REDUCTIE-techniek
Reductietechniek dat wil zeggen je snijdt steeds in dezelfde plaat.
Deze plaat wordt inge-inkt en afgedrukt. Voor de tweede drukgang wordt weer in dezelfde plaat gesneden en afgedrukt met een andere kleur. Zo kan je een aantal kleuren over elkaar heen drukken totdat je plaat geheel is weggesneden. Je moet van te voren wel een plan maken en ook het aantal van de prenten bepalen want je snijdt je plaat geheel weg. Daarna kan er niet meer met de plaat gedrukt worden.
Variaties
Eigenlijk zijn alle druktechnieken met elkaar te combineren.
Ook zijn enkele technieken toe te passen in verrassende vormen zoals kleitabletten en boekvormen.
KLEITABLETTEN
Je kunt ook stempelsporen nalaten in klei.
Klei rollen, vormen stansen en decoreren met stempels.
Als de klei (leer)droog is (op zijn vroegst na twee dagen) kan er met engobes geschilderd worden.
Eventueel kan er na de eerste stook nog geglazuurd worden – zie voorbeeld “bedankt” het oranje en de glanslaag zijn in de tweede stook gerealiseerd.
Denk aan het maken van medailles, onderscheidingen, betaalmiddel of discussiebordjes (ja-en-nee of “interruptie”).
BOEKBLADEREN
De leerlingen proberen eerst een aantal drukvarianten uit en maken tenslotte een aantal drukken op speciaal gevouwen vellen papier – die daarna worden samengesteld als een boek.
De Fontein heeft gewerkt voor en tijdens de kinderboekenweek. De presentatie van alle drukexperimenten zijn thematisch in boekvormen gepresenteerd.
Materialen en gereedschappen
1. Snijgereedschap (plankjes, gutsen en messen)
2. Drukgereedschap (persen, rollers en platen)
3. Inkten en drukverf
4. Papier
5. Snijondergronden (linoleum, hout, triplex, foam en acrylaatplaten)
1.
Snijgereedschap (plankjes, gutsen en messen)
Alleen met de groepen 7 en 8 wordt gewerkt met scherp materiaal: gutsen, messen en zagen.
Elke school zorgt voor zijn eigen materialen. De Bruinvis heeft tien gutsplanken laten maken en Artex heeft er ook vijf. Deze vijftien mogen door alle scholen geleend worden gedurende het project. De logistieke verplaatsing van school naar school wordt door de scholen zelf geregeld.
Let op: in de tussenweek (dus de week tussen de twee weken dat de kunstenaar uw school bezoekt) zijn de snijplanken NIET beschikbaar omdat ze dan op een andere school worden gebruikt.
Het is van belang dat er veilig kan worden gewerkt. Ik doel nu vooral op goede gereedschappen en speciale houten gutsplanken en rubberen snijmatten.
Met alle andere groepen werken we met eenvoudige middelen en hebben we geen speciale gereedschappen nodig.
2.
Drukgereedschap (persen, rollers en platen)
Wat voor alle groepen belangrijk is:
Kwalitatief goede rollers en ruime werktafels / inktplekken: enkele glasplaten of perspexplaten om inkt uit te rollen.
Zorg voor een een ruime drukhoek en voldoende droog-capaciteit.
Drukpersen zijn eigenlijk niet nodig, maar als ze aanwezig zijn gaan we ze zeker gebruiken.
In alle andere gevallen gebruiken we gewoon onze vingers, anders deegrollers, houten staven en de achterkant van een lepel.
3.Inkten en drukverf
Inkten zijn er in grofweg drie soorten /kwaliteiten:
Waterbasis:
– Stempelinkt (vaak in de vorm van stempelkussens) is een beetje vettig en vlekt behoorlijk.
– Schoolverf etc. lage kwaliteit, soms korrelig en geeft vaak streperige printen
– Blockprint; beter van kwaliteit maar haalt het niet bij inkten op oliebasis
Ik stel voor om voor de groepen 1 t/m 6 met “drukinkt” op waterbasis te werken.
Oliebasis:
Drukinkt en stencilinkt: moet worden uitgerold op perspex of glazen ondergrond. Geeft prachtige, heldere kleuren en er kan “langzaam” gewerkt worden. De voorstellingen hebben dus ook een flinke tijd nodig om te drogen en op verder te kunnen werken. Schoonmaken moet met terpentine of een milieuvriendelijk alternatief. Niet aan te raden voor jonge kinderen.
Ik stel voor om voor de groepen 7 en 8 met echte drukinkt (op oliebasis) te werken.
4. Papier
We gebruiken kopieerpapier voor proefdrukken en speciaal linoleumpapier voor definitieve drukken. Er is veel aanbod aan grafiekpapier – tot wel 50 euro voor een A4.
Ook kunnen we stukken afvalpapier gebruiken en hebben we enkele grote vellen nodig voor een gezamenlijk klaskunstwerk.
Zorg dat per klas er voldoende papier klaarligt – gesneden op de juiste formaten
5. Snijondergronden (linoleum, hout, triplex, foam en acrylaatplaten)
Met de kleuters snijden we uit foam en gebruiken klei om stempels te maken.
Met groepen 3 en 4 drukken we vanaf een gelatineplaat (recept elders op deze pagina).
Groepen 5 en 6 drukken vanaf een glasplaat, styreenplaat of rhenalonplaten. Voor elke leerling een plaat. Maurice zal de ICC-ers adviseren.
Leerlingen van groepen 7 en 8 maken een meerkleurendruk. Ik stel voor om triplex te gebruiken: we zagen die dan in stukken met een figuurzaag. Linoleum is het alternatief, maar daarmee is het slipgevaar groot en zit een ongeluk in een klein hoekje.
Materiaal, tips en werkplekken
– Misschien zijn er scholen die voor de gelegenheid een druklokaal willen inrichten?
– Er moet in ieder geval gewerkt worden in een ruimte waar ook een wastafel aanwezig is.
– Het is aan te bevelen een ruime droogvoorziening in te richten: een papier-droogrek of waslijn – zorg ook voor voldoende wasknijpers.
– Snijd papier alvast in de gewenste maten en leg het klaar.
– Het is handig de leerlingen bij het afdrukken in groepjes te laten opereren: schone en vuile handen: papierleggers-en opruimers, rollers en drukkers.
Planning / rooster
Week 3: docenteninstructies op Jozefschool
Week 6: Jozefschool (maandag 8 t/m donderdag 11 februari 2016)
Week 7: Jozefschool (maandag 15 t/m donderdag 18 februari 2016)
Lesprogramma’s
Groepen 1 en 2: stempelen
lesbrief grafiek 1en2
Patronen en ritmes zijn het uitgangspunt.
We beginnen met het bestempelen van een kartonnen schilderijlijst / passe-partout.
Een tweede oefening is het maken van een figuratieve voorstelling met abstracte onderdelen: een laars met de letter L; een slang met de letter S.
Een patroon stempelen (of een voorstelling maken) met verschillende stempels.
Daaruit een detail kiezen voor het schilderijtje.
Het gezamenlijke klassenwerk is een maxi-kleurplaat: bijvoorbeeld de sterrenhemel van Van Gogh.
Materialen:
stempels in alle maten en vormen
stempelkussen in alle formaten en kleuren
klei om zelf stempels te maken
foam, scharen
blokjes hout en houtlijm om de foam te plakken
papier – kopieerpapier, restpapier
passe-partouts; 1 per elk kind
een groot vel, waar de docent en de kunstenaar een kleurplaat op voorbereiden
Voor groep 2/3 van De Fontein werd een programma gemaakt wat het midden hield tussen stempelen en materiaaldruk. Met het thema Zwembad werd in de eerste week getracht met geribbeld foam en rotan matjes structuren te drukken die op het oppervlak van water lijkt.
In de tweede week ging de docent aan het werk met de groep en werden sjablonen geknipt van zaken die je in en rond het zwembad vindt.
In de derde week wordt met de kunstenaar gedrukt met deze sjablonen.
Groepen 3 en 4: monotype
lesbrief grafiek 3en4
Het herbariumboek is de inspiratie. Iedereen werkt aan een compositie van bladvormen. Later kunnen er insecten, rupsen, vlinders en vogels bijkomen.
Het gezamenlijke klassenwerk is een oerwoud: alle bladeren worden over elkaar heen gedrukt. Eventueel kunnen de losse drukken tot een boek worden gebonden – expo in de bibliotheek.
Materialen:
styreenplaat, rhenalonplaten of perspex: 1 plaat per leerling of duo
bladeren, takjes, kruiden (organisch materiaal met een mooie structuur en contour)
stevig papier voor het maken van sjablonen
scharen
potloden
drukpapier
drukverf (waterbasis)
glasplaat (om te rollen)
rollers om in te inkten
kopieerpapier om proefdrukken te maken en speciaal linodrukpapier om definitieve drukken te maken
poetsdoeken
een groot vel, waar de kinderen hun restmateriaal op gaan drukken.
Groepen 5 en 6: monoprint
lesbrief grafiek 5en6
Samen een verhaal vertellen: ieder kind maakt een scene uit een verhaal. Het verhaal speelt zich af in een beperkte periode; bijvoorbeeld binnen een jaar en dan zijn de eerste kwart van de scenes in de lente, de tweede kwart in de zomer etc. Voor elk seizoen wordt dan een kleurschema bedacht. Of het speelt binnen een dag en het kleurverloop is van donker via licht naar opnieuw duisternis.
Het gezamenlijke klassenwerk is de expositie in een smartlapvorm en een digitaal boek / PowerPoint
Materialen:
Styreenplaat, rhenalonplaten of perspex: 1 plaat per leerling
drukverf (waterbasis)
potloden
wattenstaafjes
poetsdoeken
kopieerpapier voor het maken van sjablonen
scharen
potloden
drukpapier
glasplaat (om te rollen)
rollers om in te inkten
rollers om te drukken
poetsdoeken
gekleurd karton om de werken op te presenteren – boekvorm / oud foto-album
Groepen 7 en 8
lesbrief grafiek 7en8
Iedere leerling ontwerp een eigen pictogram / verkeersbord / waarschuwing.
Formaat zijn gelijk, dus de drukken straks ook. Die uniformiteit maakt het presenteren makkelijk.
Het gezamenlijke klassenwerk is een expositie in de vorm van een tegelplateau of mozaïekwand. Maar het is ook heel goed mogelijk om de drukken door de hele school te hangen, als confetti door het gebouw gestrooid.
De restvormen zijn heel goed te verwerken tot sieraden of kerstboomversieringen.
Materialen:
schetspapier (kopieerpapier)
carbonpapier
figuurzagen
triplex – multiplex – MDF in dezelfde maten (20 x 20 cm)
gutsen
drukpapier
drukverf (oliebasis) = mooier
drukverf (waterbasis) = schoner
spatels en paletmessen
glasplaat (om te rollen)
rollers om in te inkten
rollers om te drukken
poetsdoeken